-
1 bezighouden
♦voorbeelden:het houdt me bezig • it occupies my mindII 〈wederkerend werkwoord; zich bezighouden〉1 [zich ophouden met] occupy/busy oneself with ⇒ engage (oneself) in♦voorbeelden:1 zich met iemand/iets bezighouden • occupy oneself with someone/somethingzich niet bezighouden met • be unconcerned withik zal me vooral bezighouden met de volgende problemen • I will be chiefly concerned with the following problems -
2 obsession
obsession [opsesjõ]〈v.〉2 (het) bezighouden ⇒ (het) obsederen, (het) kwellenf1) obsessie2) (het) obsederen, kwellen -
3 occupy
v. bezetten; vast houden--------v. wonen; vast houden; vullen; bezighouden[ okjoepaj] 〈 occupied〉1 bezetten ⇒ bezet houden, bezit nemen van♦voorbeelden:occupy space • ruimte innemenoccupy oneself with • zich bezighouden methe was too occupied with his own thoughts • hij was te zeer bezig met zijn eigen gedachten -
4 pursue
v. achteraanrennen; streven naar; verdergaan; volharden[ pəsjoe:]♦voorbeelden:this memory pursued him • deze herinnering liet hem niet los3 John pursues success, Sheila pursues pleasure • John jaagt het succes na, Sheila het plezierit is wiser not to pursue the matter • het is verstandiger de zaak te laten rusten -
5 toucher
toucher1 [toesĵee]〈m.〉♦voorbeelden:2 être doux, rude au toucher • zacht, ruw aanvoelen————————toucher2 [toesĵee]♦voorbeelden:1 n'y touche pas! • afblijven!sans avoir l'air d'y toucher, avec son, un air de ne pas y toucher • met een schijnheilig gezichtcet enfant touche à tout • dat kind komt, zit overal aantoucher à un sujet délicat • een teer onderwerp aanroerenne pas toucher à son capital • zijn kapitaal niet aansprekentoucher au but • het doel genaderd zijntoucher au port • de haven bereikenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 aanraken ⇒ betasten, voelen4 ontvangen ⇒ innen, incasseren8 vluchtig meedelen ⇒ bespreken, informeren♦voorbeelden:sa maison touche la mienne • zijn huis grenst aan het mijnetoucher qn. • met iemand in contact komenoù peut-on vous toucher? • waar kan men u bereiken?je l'ai touché par téléphone • ik heb telefonisch contact met hem gehadtoucher de près qn. • iemand direct aangaan1. m1) tastzin4) aanslag [muziek]5) digitaal onderzoek [medisch]2. v1) aanraken2) aanspreken, komen (aan)6) (be)spelen [muziek]7) bijten [vis]8) raken, treffen9) ontvangen, innen10) aangaan, betreffen12) bespreken, informeren -
6 tomber
tomber1 [tõbee]〈m.〉 〈 sport en spel〉————————tomber2 [tõbee]3 (weg)vallen ⇒ verzwakken, verdwijnen, dalen4 te lijf gaan ⇒ zich werpen (op), aanvallen5 worden ⇒ geraken, vallen6 vallen ⇒ vervallen, instorten7 (bij toeval) komen ⇒ verschijnen, geraken♦voorbeelden:tomber mort, raide mort • morsdood neervallenil laissa tomber ces mots • hij zei de volgende woorden〈 informeel〉 laisse tomber! • kap er mee, geef 't op!!!laisser tomber qn. • iemand laten vallen, zich niet meer voor iemand interesserenlaisser tomber qc. • iets laten vallen, iets loslaten, zich niet meer met iets bezighoudenjupe qui tombe bien • rok die goed valttomber dans les bras de qn. • iemand in de armen vallentomber dans l'escalier • op de trap vallenla rue tombe dans une autre • de straat komt op een andere straat uittomber de fatigue • van moeheid omvallenmots qui tombent des lèvres de qn. • woorden die van iemands lippen komenle stylo m'est tombé des mains • de vulpen viel uit mijn handentomber par la fenêtre • uit het raam vallenle soleil lui tombe sur les yeux • de zon schijnt in zijn ogendes toits qui tombent bien bas sur les fenêtres • laag overhangende dakentomber sur ses pieds • op zijn voeten terechtkomenle jour tombe • de avond valtle vent est tombé • de wind is gaan liggen4 ils nous sont tombés dessus • ze hebben ons overvallen, verrast5 tomber amoureux, malade • verliefd, ziek wordentomber dans une erreur • in een fout vervallentomber dans la misère • in ellende gerakenil est tombé bien bas • hij is wel diep gezonken7 ça tombe bien, mal • dat treft goed, slechtil est bien tombé • hij heeft het goed getroffentomber juste • opgaan, de spijker op de kop slaanje suis tombé en pleine réunion • ik kwam midden in de vergadering binnenvallencet article m'est tombé sous les yeux • dat artikel is me toevallig onder ogen gekomentomber sur qn. • iemand tegen het lijf lopentomber sur qc. • ergens tegenaan lopen♦voorbeelden:→ vestev2) uitvallen3) verzwakken4) aanvallen5) worden6) verschijnen, komen7) vallen (op) [datum]8) uitkomen [krant] -
7 ophouden
♦voorbeelden:maar daar houdt de overeenkomst op • but here the similarity endsde straat hield daar op • the street ended there(plotseling) doen ophouden • break offdan houdt alles op • then there's nothing more to be said/there's no point in going onsteeds even ophouden • keep stoppingniet halverwege ophouden • go the whole hogplotseling ophouden • break offwaar ben je opgehouden? • where did you leave off?ze hield maar niet op met huilen • she (just) went on and on cryingophouden met gokken/roken • give up/stop gambling/smokinghet is opgehouden met regenen • the rain has stoppedeven ophouden met werken/praten • pause (in one's work/speech)ophouden te bestaan • cease to existzonder ophouden • without stopping, continuouslyhij heeft tien uur zonder ophouden gewerkt • he worked ten hours at a stretchniet van ophouden weten • not know when to stophou op! • stop it!, cut it out!laten we erover ophouden • let's leave it at thatals hij eenmaal begint weet hij niet van ophouden • once he gets going there's no stopping himII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [omhooghouden] hold up3 [openhouden] hold open4 [tegenhouden] hold (up)6 [op het hoofd houden] keep on♦voorbeelden:de schijn ophouden • keep up appearances3 hou die zak eens op • hold that bag open, will you?5 iemand niet langer ophouden • not take up any more of someone's time, not keep someone any longerdoor mist/noodweer opgehouden • fogbound, stormboundhet schip werd opgehouden • the ship was detainedhet verkeer ophouden • hold up/delay trafficdat houdt de zaak alleen maar op • that just slows things downik houd je toch niet op, hè? • I'm not keeping you, am I?ik werd opgehouden • I was delayed/held upIII 〈wederkerend werkwoord; zich ophouden〉♦voorbeelden:zich verdacht ophouden • loiter with intentzich ophouden bij het huis • hang around the housezich in verdachte kringen ophouden • move in dubious circleszich niet met politiek ophouden • not be concerned with politicszich altijd ophouden met • go about with, hang around with -
8 beginnen
1 [starten/openen] begin ⇒ start, 〈 formeel〉 commence, open 〈 toespraak, spel, onderhandelingen, brief〉2 [gaan doen] do♦voorbeelden:1 een gesprek beginnen • begin/start a conversationeen zaak beginnen • start a business2 wat moet ik beginnen! • what am I to do?wat moet ik met hem beginnen? • what am I to do with him?1 [de eerste handeling verrichten; zich vanaf een punt uitstrekken] begin ⇒ start, 〈 formeel〉 commence♦voorbeelden:begin maar! • go ahead!; 〈 met vragen ook〉 fire away!beginnen te drinken/roken • start drinking/smokingweer van voren af aan moeten beginnen • be back to square onehet begon te regenen • it began/started to raindaar kan ik niets mee beginnen • that's (of) no use to megoed/slecht beginnen • get off to a good/bad startbegin je weer (met dat gezeur)? • there you go again (with your nagging)!bij het begin beginnen • begin/start at the beginninghij begon met te zeggen … • he began by saying …met niets beginnen • start from scratchhet begint donker te worden • it's getting darkik begin er niet aan! • I wouldn't touch it with a barge-poleaan iets nieuws beginnen • start something newhij begon met Frans • he took up Frencher is geen beginnen aan • why even start?over politiek beginnen • bring up politicsover iets anders beginnen • change the subjectals je zó begint … • if that's the way you feel about it …het is haar om de erfenis begonnen • it's the inheritance she's afterom te beginnen … • for a start …voor zichzelf beginnen • start one's own business -
9 Neigung
Neigung〈v.; Neigung, Neigungen〉4 voorkeur, voorliefde6 〈 natuurkunde, sterrenkunde〉helling, inclinatie♦voorbeelden:1 eine Neigung des Kopfes • een buiging van, met het hoofd3 (eine) Neigung zu etwas haben • (een) neiging, lust, aandrang hebben tot, voor ietsNeigung zur Fettsucht • neiging, aanleg tot vetzucht5 zu jemandem eine Neigung fassen, fühlen • voor iemand genegenheid opvatten, gevoelen -
10 concern
n. bezorgdheid; interesse; onderneming, fabriek; conglomeraat--------v. zich bezig houden met; bezorgd makenconcern1[ kənsə:n] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 aangelegenheid ⇒ belang, interesse2 (be)zorg(dheid) ⇒ begaanheid, (gevoel van) betrokkenheid3 bedrijf ⇒ onderneming, firma♦voorbeelden:1 your drinking habits aren't my concern/are no concern of mine • uw drinkgewoonten gaan mij niet aan/zijn mijn zaak nietlook at someone in concern • begaan/zorgelijk naar iemand kijkenpaying concern • winstgevend/rendabel bedrijf4 have a concern in a business • aandelen/een belang hebben in een zaak————————concern2〈 werkwoord〉1 aangaan ⇒ raken, van belang zijn voor2 betreffen ⇒ gaan/handelen over3 met zorg vervullen ⇒ dwars zitten, verontrusten♦voorbeelden:where money is concerned • als het om geld gaatso/as far as your role is concerned • wat uw rol aangaatas far as I'm concerned • wat mij betreft, voor mijn part4 be concerned/concern oneself about/in/over/with something • zich ergens mee bezighouden/voor inzetten/zorgen om maken -
11 spell
n. betovering, toverformule--------v. spellen; betekenen; goed schrijven van taalspell1[ spel] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 periode ⇒ tijd(je), (werk)beurt3 vlaag ⇒ aanval, bui♦voorbeelden:cast/lay/put a spell on/over • betoverenfall under the spell of • in de ban raken vanunder the spell of • in de ban vanrest for a (short) spell • een poosje rustentake a spell at • zich wat bezighouden metfor a spell • een poosje————————spell21 spellen♦voorbeelden:spell out/over • uitleggen, nauwkeurig omschrijvenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 (voor)spellen ⇒ betekenen, inhouden♦voorbeelden:1 b o o k spells ‘book’ • de letters b o e k vormen het woord ‘boek’ -
12 brancher
brancher [brãsĵee]〈 werkwoord〉♦voorbeelden:brancher qn. sur qn. • iemand met iemand in contact brengenêtre branché sur qc. • verstand van iets hebben, van iets op de hoogte zijn -
13 ophouden
1 [eindigen] arrêter♦voorbeelden:ophouden met roken • arrêter de fumerzonder ophouden • sans cesseniet van ophouden weten • ne pas savoir s'arrêterhou op! • arrête!II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [omhooghouden] tendre2 [verdedigen] garder3 [tegenhouden] retenir4 [beletten verder te gaan] retarder5 [op het hoofd houden] garder♦voorbeelden:zijn stand ophouden • garder son rangiemand niet langer ophouden • ne pas retarder plus longtemps qn.ik werd opgehouden • j'ai été retenu→ link=schijn schijnIII 〈wederkerend werkwoord; zich ophouden〉1 [verblijven] séjourner2 [+ met][zich bezighouden met] s'occuper (de)♦voorbeelden:2 met hem houd ik mij niet op • lui, je ne le fréquente pas -
14 onderhouden
onderhouden♦voorbeelden:1 iemand ernstig over iets onderhouden • give someone a good talking to about something; remonstrate with someone on something2 een briefwisseling onderhouden • carry on/maintain a correspondencezijn spullen onderhouden • keep one's things in orderhet huis was slecht onderhouden • the house was in bad repairII 〈wederkerend werkwoord; zich onderhouden〉 -
15 anliegen
anliegen〈 haben〉1 (om, tegen het lichaam) zitten ⇒ aansluiten♦voorbeelden:3 liegt noch etwas an? • valt er nog iets te doen? -
16 address
n. adres (ook in de computerwereld); een (logische) geheugenpositie in een computersysteem die is aangeduid door een nummer of code; toespraak; lezing--------v. aanspreken; adresseren; zich wenden totaddress1[ ədres] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————address2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:address oneself to • zich richten/wenden tot; zich bezighouden met/toeleggen op4 address the judge as ‘Your Honour’ • spreek de rechter met ‘Edelachtbare’ aan -
17 pathoneurosis
n. pathoneurose (in psychiatrie-het zich overdreven bezighouden met ziekte of ziek orgaan) -
18 spiritual life
geestelijk leven (het zich bezighouden met kunst, filosofie en cultuur) -
19 amuser
amuser [aamuuzee]1 vermaken ⇒ aangenaam bezig houden, amuseren♦voorbeelden:cela m' amuserait de venir avec vous • ik zou het leuk vinden met jullie mee te gaan♦voorbeelden:pour s'amuser • voor de lol¶ s'amuser de qn., qc. • de spot met iemand, iets drijven1. v1) amuseren2) afleiden2. s'amuserv -
20 pencher
pencher [pãsĵee]1 (over)hellen ⇒ schuin zijn, scheef hangen♦voorbeelden:→ balanceII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1. v1) (over)hellen, scheef hangen2. se pencherv1) zich buigen, zich bukken
Страницы
- 1
- 2